Ik ga emigreren en ik neem mee…
Nederlandse emigranten naar Australië en hun bagage
Eline Groenewegen van der Weiden
‘Ik ga op reis en ik neem mee’, wie kent
het spelletje niet? ‘Een tandenborstel, kleding, eten…’, luidt het dan vaak. Als
je gaat emigreren, is beslissen wat je meeneemt geen kinderspel meer. Bij
verhuizen naar de andere kant van de wereld vergt het inpakken van de bagage
heel wat denkwerk, planning en inspanning.
Nadat ik in mijn
voorgaande blogs aandacht heb besteed aan zowel de organisatorische kant van
het emigrantenvervoer als de ervaring van de emigranten aan boord is het nu
tijd om in deze vierde, en tevens laatste, blog te kijken naar wat de
emigranten allemaal meenamen op hun reis naar Australië. De emigrantenbagage is
een interessant onderwerp voor mij als onderzoeker, want het kan veel meer
vertellen dan je op het eerste gezicht zou denken. Zo kun je jezelf
bijvoorbeeld afvragen of emigranten ervoor kozen om voorwerpen mee te verhuizen
die echt bij Nederland horen (bijvoorbeeld een Nederlandse vlag, lokale
klederdracht, klompen, of Delfts blauw) of die onderdeel waren van hun leven in
Nederland (bijvoorbeeld de eetkamerstoelen of dat ene antieke kastje dat van
oma was geweest). Of hadden zij misschien juist een voorkeur voor spullen die
gericht waren op hun nieuwe leven in Australië, zoals woordenboeken en
Engelstalige boeken of tijdschriften? Natuurlijk zou dit per persoon verschillen,
zowel qua voorwerpen als qua hoeveelheid: terwijl sommigen wellicht hun hele
hebben en houden, tot de auto aan toe, wilden meenemen, beperkten anderen zich
misschien tot één koffer. Door mijn vragen hoopte ik iets te leren over het
belang van Nederlands materieel erfgoed voor vertrekkende emigranten. Daarnaast
kon het antwoord iets zeggen over hoe deze persoon dacht over de invulling van
zijn of haar nieuwe toekomst in Australië.
Om deze redenen was ik
dan ook benieuwd wat mijn onderzoek naar de emigrantenbagage zou opleveren en
ik ging vol goede moed opnieuw richting het Nationaal Archief in Den Haag en
het Stadsarchief van Rotterdam. In eerste instantie viel mijn zoektocht een
beetje tegen. Al na twee dagen kwam ik erachter dat het archiefmateriaal over
de bagage mij wel antwoorden bood, maar vooral over administratieve zaken. Het was
droge, saaie materie. Maar ik gaf niet op en zocht naar verslagen van
emigranten die hun ervaringen hebben opgeschreven. Misschien hadden zij ook wel
iets geschreven over het inpakken van de bagage en welke keuzes zij daarbij
hadden gemaakt.
Dat bleek inderdaad het
geval! Hoewel het aantal verhalen dat ik heb kunnen bestuderen beperkt was, kan
ik aan de hand hiervan wel enige uitspraken doen over de spullen die emigranten
meeverhuisden naar Australië. Huisraad bleek een belangrijk onderdeel. Je kunt
hierbij denken aan serviesgoed, potten en pannen, linnengoed en matrassen. Naaimachines
waren ook een veel voorkomend item in de bagage. Daarnaast gingen boeken,
foto’s en muziekinstrumenten mee. Het meubilair was natuurlijk lastiger mee te
nemen, hoewel dit zeker ook gebeurde. Meubelstukken die te groot waren, werden vaak
verkocht. Mevrouw Scholten* vertelt dat haar moeder probeerde een zo groot
mogelijk deel van de huisraad en het meubilair mee te nemen. Uiteindelijk
vertrok de familie met 13m3 aan bagage, waaronder fietsen,
werkgereedschap, boeken en een woordenboek. Toen meneer Gerritsen* als
dertienjarige jongen emigreerde, nam hij naast zijn viool ook zijn schaatsen
mee. Ik betwijfel of hij die in Australië veel gebruikt zal hebben. Opvallend
is ook dat veel emigranten voor vertrek nieuwe kleding aanschaften. Blijkbaar
wilden ze bij aankomst in Australië goed voor de dag komen.
De bagage van de emigranten werd vervoerd in
(hut)koffers en houten kisten. De koffers namen ze mee aan boord. Hierin zaten
de spullen die men tijdens de reis nodig had, zoals kleding en toiletartikelen.
Het aan boord brengen van deze bagage was een flinke klus. ‘Met overal hijgende
en transpirerende mensen op trappen en in gangen, de meesten zeulend met veel
te zware koffers, leek het meer op een centraal station’, schreef een van de
emigranten. De houten kisten gingen in het scheepsruim en bevatten meestal de
verhuisboedel. Hoeveel je mocht meenemen, hing af van het feit of je een
gesubsidieerd emigrant was of zelf de reis betaalde. Per persoon mochten de
emigranten een kist van 1m3 aanleveren, maar zelfbetalers konden tegen
betaling meer meenemen. 1m3 klinkt misschien niet zo groot, maar
hier passen toch al snel tien verhuisdozen in. De houten kisten werden gemaakt
door timmer- of verpakkingsbedrijfjes, hoewel sommige emigranten ze ook gewoon
zelf in elkaar timmerden.
Keukengerei, linnengoed en
fotoboeken klinkt allemaal niet zo bijzonder, dat zouden we waarschijnlijk
allemaal hebben meegenomen. Toch kwam ik ook een aantal emigranten tegen die
wel erg ongebruikelijke bagage meenamen of mee wilden nemen. Zo vroeg een man
die overwoog om naar Australië te emigreren of het mogelijk was om een
Nederlandssprekende papegaai mee te nemen. Zijn zoontje was erg aan het dier
gehecht. De ambtenaren reageerden met humor: ze vroegen zich af of de
integratiekansen van de papegaai niet aanzienlijk verhoogd zouden worden als
het dier zou worden aangemeld voor de basiscursus Engels. Ik weet niet of de
familie in kwestie uiteindelijk geëmigreerd is, de papegaai kwam Australië in
ieder geval niet in. Dan waren er ook nog emigranten die, geloof het of niet,
een huis meenamen. Dit waren de zogenaamde ‘prefab huizen’ (geprefabriceerde
huizen); een soort bouwpakketten waarmee je in slechts een week een huis in
elkaar kon zetten. Dat vonden ze in Australië zo bijzonder dat het zelfs de
krant haalde! En dan waren er ook nog de twee vissersgezinnen uit IJmuiden die
het wel erg bont maakten. Zij namen als ‘bagage’ twee vrachtwagens en twee
vissersschepen mee.
Bron: ‘IJmuider Courant’, 18 juli 1950, pagina 1.
Uiteraard namen veel emigranten
spullen mee uit Nederland waaraan zij gehecht waren, maar de verslagen
vermeldden vaak niet of de miniatuurmolen en de Nederlandse vlag ook meegingen.
Wel zijn er enkele foto’s van Nederlandse emigranten online te bekijken via het
Nationaal Archief van Australië (National
Archives of Australia). Deze bieden een kijkje in de nieuwe, Australische
woningen van Nederlandse emigranten. Op deze foto’s zag ik soms wel molentjes,
klompen, Nederlands-ogende schilderijtjes en batik doeken (bij emigranten uit
voormalig Nederlands-Indië). Emigranten namen deze spullen blijkbaar wel mee.
Maar hoe vaak dit gebeurde, kan ik op basis van deze paar foto’s helaas niet
beoordelen.
De
laatste vraag die mij nog bezighield, was wat er gebeurde met de bagage van emigranten
zodra zij in Australië waren aangekomen. Want vaak hadden ze nog een lange weg
te gaan tussen het verlaten van het schip en het hebben van een eigen huis.
Nadat de bagage van het schip was gehaald, werden de kisten van de emigranten
die al woonruimte in Australië hadden, vervoerd naar hun nieuwe adres.
Emigranten die doorgingen naar een van de opvangcentra zoals Bonegilla of
Wacol, kregen alleen hun koffers mee. Hun kisten met verhuisboedel werden
opgeslagen tot zij vaste woonruimte hadden gevonden.
Dat het vervoer van de
bagage lang niet altijd goed ging, blijkt onder andere uit het verhaal van mevrouw
Prins*. Zij schreef dat toen de kisten van haar gezin eindelijk werden afgeleverd,
zij deze niet alleen aan zagen, maar ook hoorden aankomen. Van hun geliefde
glas- en aardewerk was helemaal niets meer heel.
Het
vervoer van bagage binnen Australië was in handen van Australische transportbedrijven.
Een van de belangrijkste op dit gebied was F.H. Stephens. Deze firma heeft veel
van de bagage van Nederlandse emigranten vervoerd en de naam Stephens kwam ik
dan ook geregeld tegen als ik de persoonsgegevenskaarten van de emigranten
bestudeerde, die de basis vormen van het onderzoeksproject waar ik aan
meewerkte. Wie of wat er met de naam Stephens bedoeld werd, was ons in eerste
instantie niet duidelijk. Daarom ben ik op onderzoek uitgegaan om te
achterhalen wie de ‘mysterieuze’ Stephens was die telkens maar opdook. Via
Trove, het online Australische archief voor onder andere boeken, kranten,
beeldmateriaal, kaarten en muziek, heb ik uiteindelijk weten te achterhalen dat
Stephens een van de transportbedrijven was dat de bagage van de emigranten
vervoerde. De firma werd gerund door meneer Frank H. Stephens (tot diens dood
in 1953) en daarna door zijn zoon Donald. Samen met de andere
transportbedrijfjes zorgden zij ervoor dat de bagage vanaf het schip op het
juiste adres werd afgeleverd.
Zodra de emigranten hun
dierbare spullen weer in hun bezit hadden (en dat kon soms vijf jaar duren) en
hun nieuwe Australische woning konden gaan inrichten, kwam het hoofdstuk van de
reis, die zij en hun goederen hadden afgelegd, definitief ten einde. Maar het
échte avontuur van de Nederlandse emigranten in Australië zou dan pas werkelijk
beginnen!
* Wegens privacyredenen zijn de namen in deze
blog gefingeerd.
* * *
Eline Groenewegen van der Weiden liep in 2017 stage bij het onderzoeksproject Migrant: Mobilities and Connection van het Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis (Huygens ING) in Amsterdam. Haar blogs gaan over het vervoer per schip van de Nederlandse emigranten naar Australië.
Binnen het onderzoeksproject wordt onderzoek gedaan naar Nederlandse emigranten die richting Australië vertrokken. Hierbij staan de levensgeschiedenissen van de emigranten centraal, maar er is ook aandacht voor hoe de Nederlandse waarden en identiteit functioneerden in een nieuwe omgeving.
Reacties
Een reactie posten